Plan De Brink
Klik hier om de 3D animatie te bekijken

Geuren van vroeger

Om de zintuigen wat te prikkelen heb ik vandaag een rainstick meegenomen. Een regenstok dus. Het is een felgekleurd instrument met erin honderden kleine kogeltjes. Bij het omdraaien van de stick, vallen de kogeltjes door de verschillende lagen heen en doet het geluid denken aan een flinke regenbui.Aan tafel zitten meneer X en mevrouw Y gezellig naast elkaar. Ik vraag of ik bij hen mag komen zitten. Ja, dat is prima.

Mevrouw Z komt de hoek om lopen en schuift ook gezellig aan. Meneer X zijn gezicht licht op als ik zeg dat ik nog weet dat hij uit Loo-Bathmen komt, waar ik nu woon. Zijn ogen stralen en vraagt mij hoe ik dat dan toch weet. Als ik zeg dat ik dit onthouden heb, zie ik een grote glimlach op zijn gezicht.

Ik pak de rainstick erbij, laat hem zien, leg uit wat het is, wat het doet en doe het voor. Ter uitnodiging zet ik hem daarna midden op tafel, met het idee dat iemand hem zal pakken. Maar nee, mevrouw Y zegt bijna verontwaardigd: “Wat moeten we hier nu mee?!” Mevrouw Z hoeft er ook niks mee.

Intern lach ik, ook om mijn eigen gevoel van ongemak. Muziekinstrumenten en ik zijn nogal een uitdaging hier. Gelukkig redt meneer X mij. Hij pakt de rainstick en laat fikse regenbuien horen. Als hij hem weer terug zet op tafel, speel ik er wat mee in mijn handen en rol hem over tafel naar mevrouw Y. Met veel moeite weet ze hem zo nu en dan een stukje terug te rollen. De motoriek lijkt niet precies meer te doen wat ze in gedachten heeft. En zo rollen we de stick een aantal keer half over tafel. Totdat mevrouw Y zegt: “Ha, we lijken wel kinderen zo!” Met z’n vieren lachen we erom.

Nadat we klaar zijn met de rainstick en we een paar korte gesprekken hebben gevoerd, merk ik dat mijn teksten op zijn. Mijn tafelgenoten kijken naar mij, ik kijk naar hen. Niks mis mee natuurlijk. Toch wil ik iets meer te bieden hebben. Ik loop naar de kast en haar er een spel uit dat ik nog niet eerder heb gezien. Een spel met allerlei kleine potjes. In elk potje zit een geur. Een geur van vroeger, die herinneringen ophaalt. Boenwas, brood, gekookte melk, houtvuur, zeep, leer, tabak, potloodslijpsel, etc. De potjes gaan van hand tot hand. De bewoners vinden het moeilijk om de geuren te herkennen. Maar gelukkig staat de oplossing onderop het potje.

We praten wat over en weer en zijn echt met z’n vieren met hetzelfde spel bezig. We genieten er van. Meneer A komt er ook bij zitten. In tegenstelling tot de anderen geeft hij bij elk potje aan dat hij het herkent. Het is allemaal prima, het spel zorgt voor een fijn samenzijn, leuke aanknopingspunten voor het ophalen van herinneringen.

Als we vervolgens een glas appelsap krijgen, zie ik het gebeuren. Mevrouw Y pakt dit glas, ruikt er aan, net als ze bij de potjes heeft gedaan. Ze geeft wederom aan dat ze het niet herkent en duwt het glas mijn kant op, zodat ik het weer kan opruimen. Ik leg haar uit dat dit appelsap is, dat ze dit net van de zuster heeft gekregen, dat ze dit mag opdrinken.

Ik lijk maar niet tot mevrouw Y door te dringen. Ze blijft het glas pakken, blijft er aan ruiken en blijft zeggen dat ze het niet weet, om het vervolgens weer aan mij geven. En zo gaat het een poosje door. Net als bij de geurpotjes.

Het is alsof er een verbinding niet goed gelegd wordt. In alle liefde en met alle respect hoop ik dan ook dat het voor mevrouw Y minder vermoeiend is dan voor mij. Ik hoop dat ze straks met een rustig hoofd kan gaan slapen en dat de appelsap haar gesmaakt heeft. De volgende keer als ik appelsap drink, zal ik er ook even aan ruiken en met een glimlach aan deze mooie avond terugdenken.

 

Nathalie Steffens,

(ik doe vrijwilligerswerk bij ’t Dijkhuis, op de plek waar mensen met dementie wonen.)