Wis en waarachtig, stront is krachtig en miege is waterachtig*
Een koe stond vroeger in de stal op stro, de poep kwam in de ‘götte’ en de urine liep naar de gierkelder. Zo ontstond er aalte, ** wat de boer uit de put moest halen voor de bemesting van de grond. Ze hadden een gierketel*** die tussen twee houten wielen lag. Die ketel werd vol geschept met een gier schep. Dat was botten werk, maar er werd niet opgeschept hoe hard als ze hadden gewerkt. Gelukkig werd er een pomp uitgevonden die je in de put kon zetten. En zo pompte de boer de ketel vol, om dan met een paard en gierkar de aalte over het land te spreiden. Onze buurman zei in die tijd: ”De boern bint zo bliej, zie giert het uut”
* Zeute ma, dit is gewoon ’n old Sallands gezegde in het dialect, dus ik wil de’r niks gin gezeik över heurn.
** Aalte, gier en miege is één pot nat.
*** Gierketels werden later doorgezaagd om er een brokkenwagen en waterbak van te maken.